Een overheid in een niet nader te noemen Europees land wil haar burgers compenseren voor de prijsstijgingen als gevolg van de Corona-crisis. Ambtenaren wordt gevraagd dit uit te werken en al snel vallen de termen "inkomenseffect" en "substitutie effect". Om dit aan hun superieuren uit te leggen besluiten ze een grafiek te maken die de effecten van prijsverhogingen op het welbevinden van consumenten laat zien. Voor het gemak veronderstellen de ambtenaren daarbij twee goederen (A en B) en nemen ze aan dat de prijs van goed A meer stijgt dan die van goed B ( > > 0). De situatie voor de prijsverhogingen is weergegeven in de figuur hieronder. d) (3 ptn.) Gebruik de figuur hieronder om een grafische weergave te geven van het effect van de prijsverhogingen van goederen A en B op de consumptie van beide goederen. Laat vervolgens in de figuur zien wat het inkomenseffect is en wat het substitutie-effect is. Leg uw antwoord uit. Als de overheid wil dat consumenten er vanwege de prijsverhoging niet op achteruit gaan, hoeveel extra inkomen moet zij de consument dan geven? Laat dit duidelijk zien in uw grafiek en leg ook dit antwoord duidelijk uit.